Hof der dingen - De twee scheepslantaarns van de Ijslandvaarders
Uiteraard is West-Vlaanderen ook de enige échte provincie aan zee.
Onze vissersgeschiedenis reikt ver.
Zo kennen we allemaal wel het heldhaftige verhaal van de Ijslandvaarders.
Reeds in de 17de eeuw trokken Belgische vissers naar Ijslandse wateren die bekend stonden voor hun visrijkdom. Zo werd er op topdagen tot 6000 kilo kabeljauw opgehaald.
Ijsland ligt op zowat 1000 zeemijl varen vanuit Oostende, wat betekent dat Ijslandvaarders met hun zeilschepen vaak zes maanden van huis waren, van het voorjaar tot het eind van de zomer.
De vissers moesten vaak werken in erbarmelijke omstandigheden. Veel schepen gingen verloren, menig visser liet daarbij het leven. Vanaf 1945 stierven 49 vissers in de IJslandse wateren, waarvan er 23 door golven overboord werden gesleurd.
En toch had de Ijslandvaart een grote aantrekkingskracht op de Belgische vissers.
Rond 1935 telde België nog steeds 250 gemotoriseerde treilers voor de IJslandvaart.
Maar die populariteit nekte de Ijslandvaarders uiteindelijk. Als reactie op de grote belangstelling door buitenlandse vissers voor de vis rond IJsland zocht dat land, via internationaal overleg, een manier om zijn visgronden te beschermen.
In 1972 werd een verbod ingesteld op vangst binnen een 50 mijlzone rond Ijsland. Negentien Oostendse schippers, samen met een aantal vissers uit Noorwegen en de Faroer, kregen wel nog toelating om met hun bestaande schepen binnen de limieten te vissen.
De in 1962 gebouwde middelgrote treiler Amandine bleef als laatste tot 1995 actief.
In het jaar 2000 werd ze op het droge getakeld en ingericht als museumschip over de IJslandvaart. Je kan hem nu nog steeds bewonderen in Oostende.
Voor u staan twee grote scheepslantaarns, geschonken door Anny de Clercq, die de Ijslandvaart moeten blijven herinneren.